Abbaye St. Benoît du Lac,

Lac Memphrémagog

 

 

 

Dom Bellots terugkeer naar Frankrijk werd geblokkeerd door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Noodgedwongen moest Bellot in Canada blijven. Hij vindt onderdak bij de monniken van de Benedictijner gemeenschap van Saint-Wandrille die vanuit Frankrijk in 1912 naar Canada vertrokken was. Zij woonden in een bestaand huis bij Magog, maar hadden plannen om dit tijdelijk verblijf om te zetten naar een echt klooster.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In 1939 begin Dom Bellot met het bouwen van de abdij van St. Benoît du Lac. Het moest een groot complex worden, vijfzijdig, van bovenaf gezien sterk gelijkend op zijn raamvorm, met keperboog. De bouw startte met de zuid-oostvleugel van het complex, waarin de kapittelzaal, verblijven en de refter. De kloosterkerk zou aan de noordzijde moeten komen, op de plaats waar nu de later toegevoegde kerk ook is gekomen. Een staalconstructie vormt het geraamte, de buitenmuren zijn van natuursteen, de binnenmuren in het kenmerkende baksteenpatroon.

 

 

 

 

 

De refter fungeerde in de beginjaren als de kapel. Hier is op Hemelvaart, 22 mei 1941, voor het eerst de Heilige Mis opgedragen. Later is in deze ruimte het preekgestoelte, welke gebruikt wordt voor de lezingen tijdens de maaltijd, toegevoegd naar de originele plannen van Dom Bellot.

 

 

 

 

 

 

Het eerste deel van het klooster heeft in het achthoekige deel aan de zuidkant de kapittelzaal. Dit deel ziet er van buiten uit als een kleine, gedrongen toren. In de slanke toren die bij de oostvleugel staat, is de grote trap te vinden. Door het hoogteverschil in het terrein is de wandelgang met de gemetselde bogen op de tweede verdieping. De gebruikte stenen en kleuren in deze wandelgang zijn voornamelijk in zachte pastelkleuren. Het contrast met de witte pilaren en de felblauwe onderzijde van de trap in het trappenhuis is dan ook verrassend. Er wordt ook gebruik gemaakt van gekleurde voegen.

 

Op de bovenste verdieping is een inpandig balkon met uitzicht op het zuidoosten, over het meer.

 

 

Het complex werd niet afgebouwd naar de originele plannen. Na het overlijden van Dom Bellot in 1944 is door Dom Côté OSB in 1955-1962 de grote toren, de hotellerie (gastenverblijven) en de crypte van de kerk ontworpen en gebouwd. Ook ontwierp Dom Côté een indrukwekkende kloosterkerk, die echter nooit gebouwd is. Delen van dit ontwerp zouden later gebruikt worden voor de parochiekerk in Granby. De crypte werd de nieuwe kerk voor de kloostergemeenschap waarna de refter in gebruik werd genomen als eetzaal.

 

 

 

 

 

 

 

De delen van Dom Côté ademen dezelfde stijl als het werk van Dom Bellot, echter maakt Côté gebruik van hardere, felle kleuren steen. De gang van de ingang naar de kloosterkerk toe is hier een goed voorbeeld van.

 

 

 

 

 

Pas in 1988 werd door de monniken een ontwerpwedstrijd uitgeschreven, om de abdij af te maken met een abdijkerk. Dan Hanganu won met zijn ontwerp en in november 1990 werd begonnen met het bouwen van de moderne kerk, bovenop de crypte van Dom Côté. De crypte werd, na het in gebruik nemen van de abdijkerk, de bibliotheek.

In deze kerk is de stijl van Bellot niet meer terug te vinden.

 

Zowel Dom Bellot als Dom Côté liggen begraven op het kerkhof bij deze abdij.